18.01.2022
Een bestuurder kan persoonlijk aansprakelijk zijn als hij onbehoorlijk bestuurt. Maar wanneer verschieten bestuurshandelingen van behoorlijk naar onbehoorlijk? In de laatste jaren klinkt bovendien de roep dat bestuurders hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen steeds luider. Bestuurders dienen zich niet alleen te richten op het maken van winst voor de aandeelhouders, maar zich eveneens de belangen van een brede kring van stakeholders aan te trekken. Grote thema’s als duurzaamheid, sociaaleconomische ontwikkelingen en diversiteit zijn ook voor bestuurders niet meer weg te denken. Het wordt daardoor niet eenvoudiger om te beoordelen wanneer een bestuurder (on)behoorlijk bestuurt.
Caspar Scholten heeft een artikel geschreven in het tijdschrift Ondernemingsrecht. Hij meent dat de ethiek een nuttige ondersteuning vormt voor elke ondernemingsrechtelijke jurist. Het recht is immers niet alleen in de wet te vinden. Zowel in het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht als in de ethiek worden grondverschillen als ‘goed’ (behoorlijk) en ‘slecht’ (onbehoorlijk) gescheiden. De ethiek in het ondernemingsrecht is bezig aan een opmars, maar vergt wel nadere invulling. Caspar geeft in zijn artikel daarom een globaal overzicht van de categorische imperatief van Kant en zoekt naar parallellen met de wetsgeschiedenis, literatuur en jurisprudentie omtrent (on)behoorlijk bestuur.
Voor meer informatie over business ethics kunt u contact opnemen met Caspar Scholten
Advocaat sinds 2008 en vanaf 2011 bij Bergh Stoop & Sanders. In 2015 de eerste partner die werd benoemd na de oprichting van het kantoor. Richt zich zowel op (corporate) litigation als M&A en is gespecialiseerd in de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen. Caspar promoveert aan de Radboud Universiteit op het onderwerp behoorlijk bestuur door de vennootschapsbestuurder. Hierover publiceert hij regelmatig.
Neem contact opOp de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om 'deze specifieke werknemer' aan 'dit specifieke concurrentiebeding' te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.