28.09.2022
De rechter kan het bedrag waarvoor bestuurders in geval van faillissement aansprakelijk zijn, matigen op grond van art. 2:248 lid 4 BW. De Hoge Raad heeft in zijn bijgaande arrest geoordeeld dat de in dit artikel genoemde matigingsgronden limitatief zijn opgesomd. Hij volgt daarbij de conclusie van AG Assink. In minder dan duizend woorden bespreekt Caspar Scholten de uitgebreide conclusie van 50+ pagina’s. Lees hier.
Advocaat sinds 2008 en vanaf 2011 bij Bergh Stoop & Sanders. In 2015 de eerste partner die werd benoemd na de oprichting van het kantoor. Richt zich zowel op (corporate) litigation als M&A en is gespecialiseerd in de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen. Caspar promoveert aan de Radboud Universiteit op het onderwerp behoorlijk bestuur door de vennootschapsbestuurder. Hierover publiceert hij regelmatig.
Neem contact opOp de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om 'deze specifieke werknemer' aan 'dit specifieke concurrentiebeding' te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.