07.04.2020
De liquiditeit van veel ondernemingen staat wegens de corona-crisis onder grote druk. Curatoren vrezen een golf van faillissementen en veel start-ups hebben steun nodig. Waar moet een bestuurder in deze tijden op letten om aansprakelijkheid te voorkomen en welke maatregelen kan hij of zij nemen om een faillissement af te wenden? Hieronder wordt kort uiteengezet binnen welk kader bestuurders wettelijk worden geacht te handelen (§1) en welke maatregelen (zoals het aanvragen van surseance van betaling) hen ten dienste staan (§2). Voor een handige checklist voor het handelen van bestuurders in tijden van CoVid-19 wordt ook verwezen naar de door ons gepubliceerde ’10 geboden ter voorkoming van bestuurdersaansprakelijkheid’.
Het bestuur is belast met het dagelijks beleid van de onderneming. Daarbij heeft het in beginsel veel vrijheid, zolang het daarbij het vennootschapsbelang en statutaire doelstellingen in acht neemt. Bij (dreigende) insolventie moet de bestuurder echter (ook) andere belangen dan alleen het vennootschapsbelang in acht nemen. Hij wordt geacht zich dan ook te richten op het belang van de crediteuren en andere stakeholders van de vennootschap.
Bestuurders moeten bij het maken van beleid rekening houden met de impact van het corona-virus en de overheidsmaatregelen op de onderneming en de liquiditeit. Zij zullen er zorg voor moeten dragen dat de vennootschap aan haar lopende verplichtingen kan blijven voldoen. Dat geldt ook voor lange termijn verplichtingen. Bestuurders doen er daarbij goed aan om al hun beslissingen en de ratio daarvan zo frequent en volledig mogelijk te documenteren, zodat later inzichtelijk is wat de rechtvaardiging van die beslissingen was, mocht daar discussie over ontstaan.
Bestuurders zijn extern (dus jegens andere partijen dan de vennootschap) in de regel alleen persoonlijk aansprakelijk indien hen een “persoonlijk ernstig verwijt” gemaakt kan worden.
Bestuurders riskeren bijvoorbeeld persoonlijke aansprakelijkheid indien zij:
In geval van faillissement van de vennootschap bestaat een bijzondere vorm van bestuurdersaansprakelijkheid wanneer (i) sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en (ii) dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurder(s) zijn dan aansprakelijk voor het gehele faillissementstekort. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur is sprake indien geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden hetzelfde zou hebben gehandeld. In dit kader is in het bijzonder van belang of de bestuurder een deugdelijke administratie heeft gevoerd en de jaarrekeningen op tijd heeft gepubliceerd. Indien dat niet het geval is, gelden wettelijke bewijsvermoedens die de kans op aansprakelijkheid vergroten. Het is voor bestuurders juist nu van het grootste belang om deze administratieve verplichtingen op orde te hebben.
Ingeval van dreigende insolventie kunnen bestuurders aan de volgende maatregelen denken:
Afspraken met schuldeisers: Buiten de wettelijke faciliteiten kan een vennootschap altijd met haar schuldeisers tot een akkoord komen. Indien alle schuldeisers instemmen met gedeeltelijke of alternatieve voldoening, kan een schuldsanering succesvol worden bereikt. Zo vraagt HEMA haar schuldeisers momenteel om water bij te wijn te doen. Helaas is het in Nederland nog niet mogelijk buiten faillissement of surseance een dwangakkoord te bewerkstelligen. Het wetsvoorstel om dit mogelijk te maken (de Wet homologatie onderhands akkoord; ook wel: WHOA), ligt momenteel voor bij de Tweede Kamer, die stemming over het voorstel heeft uitgesteld. Een aantal insolventiejuristen heeft daarop in een open brief opgeroepen de WHOA juist zo snel mogelijk in werking te stellen, omdat het middel in deze tijd goed gebruikt kan worden.
Herstructurering: Ook kan het nuttig zijn de impact van het corona-virus en de maatregelen te spreiden, isoleren, of te mitigeren. Het isoleren van de nadelige gevolgen zou bijvoorbeeld kunnen door nieuwe activiteiten onder te brengen in een aparte vennootschap, zodat deze niet geraakt wordt door de nadelige gevolgen die een andere vennootschap wegens de maatregelen ervaart. De structurering en onderbouwing van zo’n wijziging moet goed worden vormgegeven, zodat niet het verwijt kan worden gemaakt dat bestaande crediteuren worden benadeeld.
Surseance van betaling: een surseance van betaling kan uitkomst bieden omdat het de lopende betalingsverplichtingen van een vennootschap tijdelijk opschort. Gedurende de surseance kan de vennootschap orde op zaken stellen door bijvoorbeeld te herstructureren of een (dwang)akkoord aan haar schuldeisers aan te bieden.
Het voordeel van surseance boven faillissement is dat het in beginsel is bedoeld om na sanering terug te keren naar de normale situatie. Het bestuur blijft dan ook in functie.
Beroep op noodmaatregelen: er zijn diverse faciliteiten aangekondigd ter verzachting van de impact van de corona-maatregelen:
Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid of over te nemen maatregelen bij (dreigende) insolventie? Neem dan contact op met Steven Wiggers, Adriaan Stoop, Maarten Sanders of Caspar Scholten.
Op de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om 'deze specifieke werknemer' aan 'dit specifieke concurrentiebeding' te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.