27.02.2024
Het is alleen mogelijk een concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als er in de arbeidsovereenkomst een (extra) motivering staat in dit verband. In die motivering moeten de zwaarwegende bedrijfsbelangen staan die de werkgever heeft om ‘deze specifieke werknemer’ aan ‘dit specifieke concurrentiebeding’ te binden. Een algemene, bedrijfsbrede motivering volstaat dus niet.
Desondanks zien wij in de rechtspraak en praktijk nog steeds dat werkgevers in de (model)arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alvast een algemene motivering vooraf bedenken en opnemen. Deze motivering wordt vervolgens toegepast voor (nagenoeg) elke tijdelijke werknemer en niet per functie/werknemer aangepast. Dat dit niet zonder risico’s is, blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam.
De werkgever in kwestie gebruikte dezelfde motivering voor het concurrentiebeding voor alle functies in zijn onderneming. Concreet betekende dit dat de werknemer die een procedure aanspande (een Sales Trader) dezelfde motivatie voor zijn concurrentiebeding had als zijn collega’s van de afdeling HR. Dit ging om die reden ook niet goed. De rechter oordeelde dat “waarom juist [deze werknemer] een concurrentiebeding tegen zich zou moeten laten gelden, heeft [werkgever] onvoldoende voor het voetlicht weten te brengen […] Het moet immers gaan om hele specifieke kennis en bedrijfsinformatie, die juist deze werknemer zal opdoen binnen de onderneming. Dat dit speciaal voor deze werknemer geldt, is niet duidelijk geworden”. Het concurrentiebeding hield dus geen stand.
Werkgevers doen er dus – nog steeds – verstandig aan niet 1 algemene motivering m.b.t. de zwaarwegende bedrijfsbelangen aan te houden, maar dit per werknemer uit te werken. Maatwerk dus!
Neem gerust contact op met Hanneke van Andel en/of Fanny Sax indien u vragen heeft over het concurrentiebeding en/of de motivering daarvan.
Op de Dag van de Persvrijheid heeft Villamedia een belangrijk artikel gepubliceerd van onderzoeksjournalist Stella Braam. In het artikel deelt Braam haar reactie op het klachtenrapport van 30 april jl., dat zij ontving van directeur-generaal van de AIVD, Erik Akerboom, naar aanleiding van haar klacht.
Vorige week oordeelde het Benelux Court of Justice dat de merkaanvraag voor VAN WONDEREN STROOPWAFELS te kwader trouw en dus nietig is. Eerder, in 2022 wees het Benelux Office for Intellectual Property (BOIP) de vordering tot nietigverklaring nog geheel af.